De Belgische samenleving in historische tellingen
Volkstelling 1900
Tot 1920 werden de volkstellingen in België gedecentraliseerd verwerkt. Het depouilleren van de gezinsbulletins en het berekenen van de uitkomsten was in handen van de gemeenten. Het toezicht op deze verrichtingen behoorde tot het vaste takenpakket van de gouverneurs en arrondissementscommissarissen. Door de omvang van de teloperatie waren deze ambtenaren evenwel onvoldoende in staat om een efficiënte controle op de lagere besturen uit te oefenen. De regering lijkt zich bewust te zijn geweest van deze tekortkoming en richtte sinds de volkstelling van 1890 een tijdelijk bureau in de schoot van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op dat belast was met het nazicht van de gemeentelijke tabellen. Deze ambtenaren hebben talrijke staten voor correctie naar de gemeenten teruggestuurd. Hun tussenkomst heeft een heilzame invloed op de kwaliteit van de statistieken uitgeoefend. Daarnaast wijzen ook andere elementen op een bevredigende uitvoering van de telling. In het algemeen mag de ervaring die de verschillende overheden tijdens de voorgaande decennia met soortgelijke operaties hadden opgedaan, als een pluspunt worden beschouwd. De organisatie van de telling lijkt te voldoen aan de nodige kwaliteitsvereisten, wat natuurlijk niet uitsluit dat minder betrouwbare cijfers in de statistieken voorkomen.