De Belgische samenleving in historische tellingen
Landbouwtelling 1895
De grondslagen van de telling werden vastgelegd door de wet van 11 september 1895 en het uitvoeringsbesluit van 4 oktober daaropvolgend. De leiding berustte bij het Ministerie van Landbouw en Openbare Werken dat zich liet adviseren door de Centrale Commissie voor de Statistiek. De telling zelf werd uitgevoerd door de gemeentebesturen die de nodige instructies en formulieren via de provinciebesturen en de arrondissementscommissariaten ontvingen. De gemeenten stonden in voor de aanstelling van telagenten, de uitdeling van individuele telformulieren onder de landbouwers en het inzamelen van de ingevulde formulieren. Voor de depouillering van de telkaarten, alsook het nazicht van de resultaten, werd een tijdelijk bureau opgericht in elke provincie. Dit bureau stelde de algemene overzichtstabellen op.
Waren telplichtig: alle gezinnen die als eigenaars of huurders land bewerkten; de eigenaars van woeste gronden en bossen; iedereen die in het bezit was van landbouwdieren die in de telling werden onderscheiden (inclusief luxe- en andere paarden) en tenslotte de personen die landbouwmachines aan de landbouwers verhuurden. Personen, instellingen of organisaties die aan deze criteria voldeden, moesten de gevraagde inlichtingen verstrekken. De wet voorzag boetes op weigering of fraude.
De gegevens met betrekking tot de oppervlakte van de teelten, de landbouwbevolking, de veestapel, de geboorten en sterften onder het vee, de machines en de bemesting werden verkregen aan de hand van de inlichtingen die de landbouwers zelf moesten doorgeven. De cijfers met betrekking tot de productiviteit van de teelten waren afkomstig van de provinciale Commissies voor Statistiek. De lonen en de grondprijzen werden berekend door de gemeentebesturen en nagezien door de provinciale landbouwcommissies. De statistiek van de bossen en de woeste gronden kwam tot stand door tussenkomst van het Staatsbeheer van Water en Bossen.
De telling vond plaats tijdens de laatste weken van 1895. Volgens de instructies moesten de formulieren tussen 1 en 20 december aan de telplichtigen worden uitgedeeld en tijdens de eerste twee weken van 1896 door de telagenten ter plaatse worden opgehaald. Deze agenten, die bij voorkeur onder onderwijzers en ambtenaren moesten werden gerekruteerd, hadden recht op een financiële vergoeding per ingevuld formulier.